De Snellestraat loopt vanaf de Kruisstraat naar de Vughterstraat. Aanvankelijk had de straat geen officiële naam, zij diende als achterstraat van de grote huizen aan de Schapenmarkt. Zij lag achter het klooster van de franciscanen ofwel de minderbroeders, dat gelegen was tussen de Pensmarkt en de Snellestraat. Bosschenaren betitelden de straat in de middeleeuwen als ‘Achter het convent der Minrebroeders’ of ‘Achter de Brueren’, ook wel als ‘Straat loopende naar de Markt’. In 1611 heette de Snellestraat, net als de Stoofstraat, nog Koffermekersstraat. Ook werd een poos voor de Snellestraat (evenals het begin van Achter het Harnas, Wolvenhoek en Achter het Stadhuis) de aanduiding ‘Zijle’ of ‘Zile’ gebruikt. Een zijl of zile is een afloop van water, een uitwateringssluis of duiker. Deze oude benaming zal te maken hebben gehad met het gegeven dat de Snellestraat pal buiten de eerste stadsmuur, met de Binnendieze als stadsgracht, heeft gelegen. De huizen die aan de oostkant staan, zijn dan ook merendeels over het water gebouwd, met de rug naar de oude stadsmuur. Een andere verklaring is dat de naam zile in verband kan worden gebracht met een in de dertiende eeuw gedempte waterloop. De Drey SnellekensOmstreeks de tweede helft van de 17e eeuw is pas de naam Snellestraat ontstaan. Haar uiteindelijke naam krijgt de straat door de familie Snelle, die daar vanaf omstreeks 1600 verscheidene generaties lang heeft gewoond. In een transportakte uit 1650 wordt gesproken over ‘een hysinge, erve, ledich plaetske ende kookhuysken’. Eertijds heette het pand Het Sweertken en nu De Drey Snellekens. De huidige nummers 32 en 34 geven de plaats aan waar het heeft gestaan. De huisnaam De Drey Snellekens is bedacht door huiseigenaar Aelbert Herman Snelle van Swoll. Een snel of ‘schnelle’ is overigens een hoge drinkkroes of schenkkan.Het GeweldigerNa de sloop van het Minderbroedersklooster in 1641 werd ter plaatse ‘Het Geweldiger’ gebouwd. Het was de militaire gevangenis van ’s-Hertogenbosch. Zij bestond uit kamers waarin veroordeelde soldaten opgesloten werden, een galerij en de woning | 21 |
van ‘de provoost-geweldiger’. Een provoost was in de 16e eeuw een militaire ambtenaar met bevoegdheid van regimentspolitie. Later was de provoost de gezaghebber in een militaire gevangenis, of degene die op een kazerne of in een garnizoensplaats belast was met de handhaving van orde en tucht. Het Geweldiger omvatte het gehele blok huizen en erven dat zich thans bevindt tussen het huis Minderbroedersstraat en Snellestraat, het huis Kruisstraat nr. 1 en de Dode Nieuwstraat. De eigenaren van Het Geweldiger waren stadtstimmerman (aannemer) Frans Blom en pensionaris (stadsadvocaat) en later schepen (wethouder) Johan Gans. Zij verhuurden Het Geweldiger aan de Raad van State, totdat deze in 1682 het voormalige Kruisbroedersklooster daartoe aanwees. Het Geweldiger in de Snellestraat werd daarop een herberg, die de naam ‘de Gans’, ook wel ‘de Witte Gans’, kreeg. Oktober 1714 kwam de herberg in bezit van Augustinus van Rijckevorsel, koopman in wijnen. Decennialang is er een wijnzaak in gevestigd geweest. AbtsbrugOp de plek waar de Snellestraat overgaat in de Kruisstraat, buigt de Binnendieze (de Verwersstroom) naar het westen af. Oorspronkelijk liep de Verwersstroom hier als stadsgracht rechtdoor naar het noorden om in de Binnenhaven uit te stromen. Halverwege de veertiende eeuw verloren de eerste stadsmuur en stadsgracht hun verdedigende functie. In verband met de waterafvoer was het graven van een nieuwe verbinding tussen de Verwersstroom en de Vughterstroom in de Uilenburg noodzakelijk. De brug die er overheen werd gebouwd, Abtsbrug genoemd, verbond de Snellestraat met de Kruisstraat. Deze brug (voor het eerst vermeld in 1466 in het Bosch Protocol) is genoemd naar de abt van de Sint-Trudo Abdij van Sint-Truiden. Tot in de 15e eeuw waren nabijgelegen percelen aan de Postelstraat en Kruisstraat in bezit van deze abdij. De Verwersstroom werd vanaf de Abtsbrug tot de Binnenhaven gedempt, en er werd gebouwd aan de oostzijde van de Kruisstraat. De bebouwing aan deze kant van de Kruisstraat staat - tot het Eerste Korenstraatje - op deze gedempte tak van de Verwersstroom. In de 17e eeuw ontstond naast de Abtsbrug bebouwing, waardoor sindsdien de overkluizing nog maar aan één zijde als brug herkenbaar is. In 1934 werd de Abtsbrug door een nieuwe constructie vervangen. De funderingen zijn in 1973 hersteld.PesthuisjeHet achtererf van het huidige pand Kruisstraat 1 was eeuwenlang een wat afgelegen plek van de kloostertuin van de franciscaner minderbroeders. Daar stond het pesthuisje, waarin de broeder woonde die in tijden van een pestepidemie de pestlijders in de stad bezocht. | 22 |
Klein BegijnhofDe Snellestraat en de Postelstraat kennen een verbindingssteegje: het Begijnstraatje. De naam van het steegje herinnert aan het Klein Begijnhof, dat hier in de middeleeuwen gevestigd was. Begijnen of bagijnen hadden een status tussen die van een kloosterling en een leek in. Zij legden wel een gelofte van gehoorzaamheid en kuisheid af, maar niet voor eeuwig. Begijnen konden altijd het hof verlaten. Een gelofte van armoede ontbrak geheel.Het Klein Begijnhof was niet echt klein, maar wel kleiner dan het Groot Begijnhof dat ooit op de Parade heeft gelegen. In 2002-2003 uitgevoerd archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het Klein Begijnhof zich aan beide zijden van het Begijnstraatje uitstrekte. Het begijnhof heeft zo’n twintig huizen en huisjes omvat. In tegenstelling tot het Groot Begijnhof is over het Klein Begijnhof in de literatuur weinig bekend. Men weet niet hoe en wanneer het Klein Begijnhof is ontstaan, en ook niet hoe het aan zijn eind is gekomen. De meeste schriftelijke gegevens zijn te vinden in de registers van het schepengerecht, het Bosch Protocol. De oudste vermelding is uit 1355. Het gaat hier om huizentransacties, begijnen mochten eigen huizen bezitten. In 1403 stichtte Margriet Spijkers, begijn op het Kleine Begijnhof, aan de Postelstraat een gasthuis. Het bestond uit twee woningen en bood plaats aan ‘vier godvruchtige vrouwen van een eerbare conversatie en goede levenswandel’. Een eigen kapel bezaten de begijnen van het Klein Begijnhof niet. Waarschijnlijk kerkten zij in de kloosterkerk van de minderbroeders, vlakbij gelegen langs de huidige Minderbroedersstraat. Opmerkelijk veel weduwen staan vermeld als bezitter van de huizen en cameren op het hof, van wie niet vermeld wordt dat zij ook begijn waren. Het Klein Begijnhof vormde een eigen, besloten, kleine gemeenschap van vrouwen binnen de stad. De meeste huizen en cameren zijn aan het einde van de 18e eeuw verdwenen. Ze zijn toen opgekocht door Thomas Cornelis van Rijckevorsel, voor zijn nieuwe huis en tuin. | 23 |
Bronnen | |
• | Bossche Encyclopedie |
• | Ed Hupkens, Bossche straten en stegen. De historische binnenstad in 180 doorkijkjes (2012) |
• | J.A.M. Roelands, Straat in Straat uit, (1984) |